RSS

Schrijnend beeld in Marowijne- en Tapanahonygebied

10 Jan

Een reis naar het Marowijne- en Tapanahonygebied heeft na gesprekken met Paramaccaners en  Aucaners of N’Dyukas (Wij Joodse Zielen) over hun noden, wensen en grieven een schrijnend beeld opgeleverd. De uitdagingen van deze locale gemeenschappen zijn komen vast te staan met als grootste pijnpunt electriciteitsgebrek.

Ik vertrek vanuit Paramaribo met de bus over de Oost-Westverbinding naar het  Paramaccaans dorp Langatabiki, een eiland in de Marowijnerivier, het woongebied van de Paramaccaners. De Marowijnerivier is de grensrivier tussen Suriname en Frans Guyana.  Aangekomen bij de aanmeerplaats aan de overkant van het dorp springt direkt in het oog de illegale goudwinning door middel van scalians. Later zal blijken dat nog enkele  operatief zijn in het gebied. Het ligt in de bedoeling Snesikondre te bezoeken, alsmede de Paramaccaanse dorpen Skin Tabiki en Baada Tabiki, allemaal eilanden in de Marowijnerivier. Het gebied is slechts te bereiken per vliegtuig en boot.

Het handelscentrum Snesi Kondre

Enkele minuten varen vanuit Langatabiki rivier op ligt Snesi kondre aan de linkeroever van de rivier. Snesi Kondre is een handelscentrum waar een militaire- en politiepost, 4 Chinese supermarkets, 1 bar-dancing, 3 thank stations en een familie zijn gevestigd. Totaal zijn te Snesikondre 20 mensen woonachtig. De plek wordt volgens een familielid en eigenaar van de bar-dancing genoemd naar de eerste Chinees die daar vertoefde en een winkel opende. Later verkocht hij zijn pand aan haar familie die nog steeds daar verblijft en nu de bar-restaurant exploiteert. De bewoners gebruiken een diselgenerator om electriciteit op te wekken, maar hebben grote behoefte aan duurzame energie. Stromend water is ook gewenst. Een kraan compleet met  watermeter prijkt midden in het handelscentrum, maar volgens het familielid is er nog geen dag water uit de kraan gekomen. Ze gebruiken regenwater en het water van de rivier en kijken verlangend uit naar een duurzame oplossing voor hun water- en electriciteitsprobleem. Een gebouw bleek wel zonnepanelen op het dak te hebben, blijkbaar die van de militaire- en politiepost. Het ligt al jaren in de bedoeling van de overheid Snesikondre te maken tot een bestuurscentrum. Dit komt langzaam op gang.

 

Met een 40 pk motorboot wordt de reis vervolgd richting  Skin Tabiki. Het water in de Marowijnerivier is hoog.  Het gebied kent twee seizoenen: droge tijd en regen tijd en stellig is het nu regentijd.  Gezien de hoge waterstand en de regenbuien. De Paramaccaanse dorpen zijn veelal op eilanden gevestigd. Ook verder op de rivier zijn illegale scalians te zien op zoek naar goud, het water van de rivier vertroebelend, nieuwe zandbanken creërend en de vaargeul verleggend.  Het  is eigenlijk dan ook verboden om goud te winnen in de rivier, maar doordat overheidscontrole en sanctie ontbreken ontstaat er wildgroei.  De ervaring leert, dat de nieuwe zandbanken nu niet te zien zijn, omdat het hoog water is, maar in de droge tijd zullen die wel boven water komen.

Op de rivier is er bedrijvigheid. Een waterscooter komt net van de oever. Bootjes varen langs met passagiers en olievaten. Aaan de Surinaamse kant zijn vele kampen te zien. Shell blijkt het mogelijk te hebben gemaakt voor de gouddelvers om tot in hun gebied gasoline voor hun machines te kopen. Ook Chinezen hebben ingespeeld op de goudkoorts door middel van hun supermarkets. Anders dan in de stad blijken ze vriendelijk te zijn , zodanig dat in elk geval een Chinese vrouw zelf een gesprek initieert, nieuwsgierig naar het doel van mijn aanwezigheid in het gebied.

Skin Tabiki struggled

Te Skin Tabiki aangekomen geeft  een basja een rondleiding op het eiland en eindigt zijn pad bij enkele vriendelijke vrouwen. Ze zijn bezig pas geoogste pinda schoon te maken. In een gesprek blijkt, dat er geen werkgelegenheid is in het dorp en dat ze aan landbouw doen om in hun levensbehoeften te voorzien. Ze blijken ook commercieel te willen planten, maar hebben geen afzet. Daarnaast is het te duur om de oogst naar de stad te brengen. Ze geven aan, dat alle Paramaccaanse dorpen de laatste jaren elk jaar in de grote regentijd worden overstroomd. Wanneer het zover is, verhuizen ze dan naar woningen die op neuten staan en verplaatsen zich per boot in het dorp. Ze blijven in die omstandigheden wonen, totdat het water is gedaald. Bij de overstroming komen ook hun kostgronden onder water te staan, waardoor hun oogsten mislukken. Verhuizen kunnen ze niet, omdat ze daarvoor de financiële middelen ontbreken. Echter zouden ze graag willen verhuizen naar de vaste oever of naar Snesi kondre als ze worden geholpen. Ze kunnen de bouw van een nieuwe woning niet bekostigen, omdat ze geen of weinig geld verdienen. Een lening van de bank kunnen ze ook niet betalen, want ze hebben doorgaans geen inkomsten. Ze voorzien daarom in hun eigen levensbehoeften door te planten, te vissen en soms komt er een jager langs. Electriciteit is er helemaal niet. De lichtgenerator is kapot en de overheid heeft geen geld om die te repareren. In de avonduren wordt een petroleumlamp gebruikt om toch nog het een en ander te kunnen zien. Duurzame energie zou voor de vrouwen een zegen zijn. Ondanks hun gebrek geven ze enkele pas geoogste zoete ananassen voor onderweg.

Na afscheid van hen  te hebben genomen gaat de boottocht  verder richting Baada Tabiki. De boot glijdt vlot over het water. Vanwege de hoge waterstand zijn de meeste stroomversnellingen onder water, waardoor het zelfs  voor de waterscooters veilig is om met hoge snelheid te varen over de sulas.

Baada Tabiki wil niet verhuizen

Na nog geen half uur varen is Baada Tabiki in zicht. Daar komen wij te praten met een familie die bezig is cassava te schillen om kwak te bereiden in een speciale oven.  In het gesprek werd duidelijk dat ze te kampen hebben met min of meer dezelfde problemen als Skin Tabiki.

Net als Skin  Tabiki heeft Baada Tabiki slechts 4 uren per dag electriciteit beschikbaar via dieselgenerator. Ook daar is er geen werkgelegenheid en leven de bewoners van landbouw, visvangst en jacht.  Ook dit eiland wordt de laatste tijden jaarlijks overstroomd.Desondanks blijken de dorpelingen niet te willen verhuizen naar de vaste oever, omdat ze dan op hoge grond, dus ver van de rivier hun huizen moeten bouwen, waardoor de afstand naar de rivier te lang wordt. Het blijkt namelijk dat de overstroming ver over de oever van de rivier doordringt.  De rivier is belangrijk voor hun, omdat ze gebruik maken van het water voor allerhande doeleinden. Snesi Kondre vinden ze te ver om naar toe te verhuizen. Ze willen liever in de omgeving blijven. Het inwonersaantal is moeilijk te schatten, omdat de jongeren wegtrekken naar de goudvelden of naar Frans Guyana of naar de stad op zoek naar werk of studie. Op gezette tijden komen zij echter weer terug naar het dorp.

Baada Tabiki

Het is tijd de tocht te vervolgen richting Stoelmanseiland waar de nacht zal worden door gebracht. De scheiding tussen de Lawa- en de Tapanahonyrivier, twee bronrivieren van de Marowijnerivier is in zicht. In de samenvloeiing van de twee rivieren zijn krachtige stroomversnellingen of sulas, waarvan de kracht thans ietswat is afgenomen door de hoge waterstand.Even over de Lawarivier varend is Stoelmanseiland, een eiland in het resort Tapanahony. Het eiland is genoemd naar de Nederlandse officier P. Stoelman die aan het eind van de achttiende eeuw vocht tegen de gevluchte totslaafgemaakten onder leiding van Boni.  Daar overnacht ik.

De volgende dag pikt bootsman Bromiki mij op. Vandaag zal de tocht ten einde en moet ik het vliegtuig op Dritabiki pakken terug naar Paramaribo, maar eerst nog even stoppen bij Manlobi.  Onderweg gaan wij weer over de scheiding tussen de Lawa- en Tapanahonyrivier. Dit keer varen wij de Tapanahonyrivier op, het woongebied van de  N’Dyukas (Wij Joodse Zielen). De stroomversnellingen in deze rivier zijn meer en krachtiger dan die van de Marowijnerivier. In tegenstelling tot het Marowijnegebied zijn er vele dorpen langs de oever tussen de stroomversnellingen gevestigd, zo een 15 stuks.

Manlobi wil ook ontwikkeling

Ook hier op de Tapanahonyrivier zijn enkele illegale scalians te zien.  Bootsman Bromiki glijdt langs ze heen en meert aan bij de landing van Manlobi. Wij lopen via de openbare lagere  school naar de hoofdkapitein.   Het is pauze. De kinderen spelen op het schoolerf. Het schoolhoofd Hugo Linga staat in de deuropening van zijn kantoor. Hij maakt zich grote zorgen over de onderwijssituatie in het binnenland. “De kwaliteit van het onderwijs in het binnenland gaat achteruit, omdat de overheid haar taken niet uitvoert. Er is geen elektriciteit, geen schoon drinkwater, geen

Manlobi

werkende arbeiders, geen geld en geen overheidscontrole. De  schoollokalen zijn onvoldoende. Er zijn 8 leerjaren en 6 gevormde klassen, waardoor kleuter A en B in 1 klas moeten zitten en dat zijn 20 kinderen met 1 leerkracht, terwijl eigenlijk 1 leerkracht maar aan 10 kinderen les mag geven. Een lokaal voor een mediatheek is ook nodig. De leermiddelen zijn gebrekkig en de leraarswoningen te weinig,” zegt Linga. Op de school zijn 115 kinderen ingeschreven, die na afronding van de lagere school de LBGO of MULO school te Stoelmanseiland bezoeken. Een hogere opleiding is niet te volgen in het gebied, dus moeten ze na de LBGO of MULO naar de stad voor vervolgonderwijs. Ze blijven dan in het Internaat Zaailand te Zorg & Hoop, maar willen daar niet meer naar toe. “De directeur heeft zich verhangen, waardoor de leerlingen bang zijn om daar te vertoeven. De roep om vervolgonderwijs aan de rivier wordt dan ook groter,” verduidelijkt Linga. Vooral het elektriciteitsgebrek noemt hij nijpend en hij geeft enkele voordelen  van elektriciteit voor de dorpelingen. “Als er elektriciteit in het dorp is dan kunnen bedrijven worden opgericht en kan voedsel (vis en vlees) worden gekoeld, waardoor die langer houdbaar blijft. Als er full time elektriciteit komt, dan pas zal je de ontwikkeling zien die zal ontstaan.”

De schoolbel luidt. Einde pauze, dus vertrek ik om hoofd kapitein Alikani Godoo te begroeten. In een kort gesprek met het traditioneel gezag en de vrouwenorganisatie ‘Dja Dja Uma’ blijkt, dat het traditioneel gezag al een jaar geen financiele vergoeding van de overheid heeft ontvangen. Ook is er een gebrek aan gezondheidszorg in het dorp. Voor wat medicijnen betreft hebben de bewoners alleen beschikking over calpol. Het water van de rivier is verontreinigd door de goudwinning en schoon drinkwater is er niet. Waterbronnen moeten worden geboord. De dorpelingen trekken weg, omdat er geen ontwikkeling is. Ze willen echter ook ontwikkeling hebben in het binnenland, omdat ze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van geheel Suriname. Hun grootste uitdaging is het electriciteitsgebrek. Als de gouddelvers goud vinden  kopen ze diesel voor de dieselgenerator, waardoor er bij tijd en wijle van 19:00 tot 11:00 electriciteit is. Door het electriciteitsgebrek hebben alle dorpen in het Tapanahonygebied gejuicht toen in 2005  van start is gegaan met de constructie van een nieuwe mini hydro electrische waterkrachtcentrale in de Gran Olo sula met een capaciteit van 300 KW – de oude  in het dorp Poketie met een capaciteit van 50 KW  is tijdens de burgeroorlog door rebellen vernietigd -, met de bedoeling electriciteit te leveren aan 7 dorpen in de omgeving. Dit project is voor  € 325.000 gefinancierd uit van het Fonds Ontwikkeling Binnenland en is uitgevoerd door de Technologische Faculteit van de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Het heeft langer dan 10 jaar geduurd, maar bij de inwerking stelling van de centrale in 2014 heeft die slechts 1 dag gewerkt en slechts aan het dorp Poketie gebrekkig electriciteit kunen verschaffen. De capaciteit van een transformator welke was ontworpen voor drie werk turbines bleek te hoog te zijn voor de enkele turbine die in de centrale was geinstalleerd, waardoor de krachtcentrale defect raakte tot vandaag de dag.

Dritabiki, zelfde uitdagingen

Na de noden, wensen en grieven van de bevolking te Manlobi te hebben aangehoord, gaat de tocht voort naar het dorp Dritabiki via  Futupasi, waar een andere boot met bootsman klaar staat om de weg te vervolgen. Futupasi vormt het grootste ongemak van het Tapanahonygebied. Het is een eiland omringd door een krachtige sula, met een aanmeerplaats waar  boten worden uitgeladen en mensen met vracht lopen naar het ander eind van het eiland om in een andere boot te stappen. Soms vaart alleen de bootsman over de sulas naar het ander eind van het eiland om zijn passagiers weer op te halen. De oude rails van de korjaaloverhaalinstallatie zijn nog te zien. Over deze rails werden vóór de burgeroorlog korjalen elektronisch getrokken naar het ander eind van het eiland dat is omringd door de Gran Olo Sula, een gevaarlijke stroomversnelling die mensenlevens heeft gekost. Daarom vaart alleen boot en bootsman zonder vracht erover heen.

Futupasi

Verder varend met Jopie Matodja de secretaries van het grootopperhoofd van de Aucaners Bono Velantie, kom ik anderhalf uur later aan op Dritabiki de residentie van het grootopperhoofd. Hij is al op de hoogte van mijn komst. Het ligt in de bedoeling enkele uren op Dritabiki te blijven in gesprek met de bewoners om daarna het vliegtuig te pakken naar de stad. Het inwonersaantal varieert van 1000 tot 3000 mensen afhankelijk van de hoogtijdagen en de gebeurtenissen in het dorp. Zittend in zijn kabinet bevestigt het grootopperhoofd het elektriciteitsgebrek als belangrijkste probleem in het binnenland. Zonder elektriciteit is er volgens hem geen ontwikkeling. “Wij leven van landbouw, goudwinning, jacht en visvangst. Vis en vlees moeten wij direct opeten, omdat die niet bewaard kunnen worden.

De school en de polikliniek hebben ook behoefte aan elektriciteit. Leerkrachten moeten cito voor het donker hun schoolwerk afmaken. Kinderen kunnen ‘savonds niet  studeren,” zegt het grootopperhoofd. Volgens hem zijn de dorpelingen bereid te betalen voor de elektriciteit. Ondertussen krijgt de secretaris een telefoontje. Blijkt, dat door drassigheid van het vliegveld, het vliegtuig niet zal kunnen landen te Dritabiki, wel te Godo Holo. Haastig neem ik afscheid van het grootopperhoofd en vertrek voor een drie kwartier durende boottocht richting Godo Holo, een voor de laatste N’Dyukadorpen aan de Tapanahonyrivier. Het laatste dorp is Gran Bori. Onderweg zijn er minder krachtige stroomversnellingen. Hier is het water op sommmige plekken zelfs glad.  Nu zijn nauwelijks dorpen te zien,  wel wat kampjes.

Te Godo Holo aangekomen is er geen tijd meer om met dorpelingen te praten over hun noden, wensen en grieven. Hun grootopperhoofd en de andere dorpelingen hebben voor hun gesproken.

 
Leave a comment

Posted by on January 10, 2018 in Uncategorized

 

Leave a comment